Reparatiewetgeving opzeggingstermijn bij ontslag door werkgever van bediende met arbeidsovereenkomst aangevangen vóór 1 januari 2014
Eerder berichtten we omtrent de op til staande aangepaste berekeningswijze van de opzeggingstermijn die betekend wordt door de werkgever vanaf 28 oktober 2023 aan bedienden met een arbeidsovereenkomst die aangevangen werd vóór 1 januari 2014.
Ontwerpwetgeving wenst komaf te maken met deze onbedoelde wetswijziging.
De na te leven opzeggingstermijn van een arbeidsovereenkomst van een bediende aangevangen vóór 1 januari 2014 door de werkgever, wordt berekend als volgt:
- Stap 1: berekenen opzeggingstermijn op basis van de anciënniteit die verworven is op 31 december 2013;
- Stap 2: berekenen opzeggingstermijn op basis van de anciënniteit verworven vanaf 1 januari 2014.
De in acht te nemen opzeggingstermijn door de werkgever is de som van stap 1 en stap 2.
Stap 1: berekening van de opzeggingstermijn in functie van de anciënniteit verworven op 31 december 2013
De in acht te nemen forfaitaire opzeggingstermijn verschilt naargelang het een lagere bediende, een hogere bediende of een hoogste bediende betreft.
Concreet bedraagt deze voor:
- de lagere bedienden (waarvan het bruto jaarloon in 2013 maximum 32.254 EUR bedraagt): 3 maanden per begonnen schijf van 5 jaar anciënniteit.
- de hogere bedienden (waarvan het bruto jaarloon in 2013 hoger is dan 32.254 EUR en lager is dan of gelijk is aan 64.508 EUR): 1 maand per begonnen jaar anciënniteit (met een minimum van 3 maanden).
- de hoogste bedienden (waarvan het bruto jaarloon in 2013 hoger is dan 64.508 EUR): 1 maand per begonnen jaar anciënniteit (met een minimum van 3 maanden).
Let wel: ontwerpwetgeving voorziet uitdrukkelijk dat de op datum van 31 december 2013 geldende opzeggingsclausules hun uitwerking blijven behouden. Het Grondwettelijk Hof sprak zich eerder al in deze zin uit.
Stap 2: berekening van de opzeggingstermijn in functie van de anciënniteit verworven vanaf 1 januari 2014
De opzeggingstermijn wordt bepaald op basis van de verworven anciënniteit vanaf 1 januari 2014 op basis van de hieronder vermelde uniforme opzeggingstermijnen:
Anciënniteit werknemer |
In acht te nemen opzeggingstermijn |
Minder dan 3 maanden |
1 week |
3 maanden – minder dan 4 maanden |
3 weken |
4 maanden – minder dan 5 maanden |
4 weken |
5 maanden – minder dan 6 maanden |
5 weken |
6 maanden – minder dan 9 maanden |
6 weken |
9 maanden – minder dan 12 maanden |
7 weken |
12 maanden – minder dan 15 maanden |
8 weken |
15 maanden – minder dan 18 maanden |
9 weken |
18 maanden – minder dan 21 maanden |
10 weken |
21 maanden – minder dan 24 maanden |
11 weken |
24 maanden – minder dan 36 maanden |
12 weken |
36 maanden – minder dan 48 maanden |
13 weken |
48 maanden – minder dan 60 maanden |
15 weken |
60 maanden – minder dan 240 maanden |
+ 3 weken per begonnen jaar anciënniteit |
240 maanden – minder dan 252 maanden |
+ 2 weken per begonnen jaar anciënniteit |
252 maanden – … |
+ 1 week per begonnen jaar anciënniteit |
De in acht te nemen opzeggingstermijn is de som van stap 1 en stap 2.
Let wel: bovenvermelde is gebaseerd op ontwerpwetgeving en bijgevolg nog aan wijzigingen onderhevig.
Bron:
- Wetsontwerp van 8 september 2023 houdende diverse arbeidsbepalingen (DOC 55 3540/001).
Dit bericht delen: