Referentiejaar voor tarief opzegvergoedingen in personenbelasting verduidelijkt
Opzegvergoedingen worden afzonderlijk belast tegen de gemiddelde aanslagvoet met betrekking tot het geheel van inkomsten van het laatste vorige jaar, waarin de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad.
Lang was onduidelijkheid over hoe het desbetreffende referentiejaar diende geïnterpreteerd te worden:
- als de periode waarin men 12 maanden beroepsinkomen (dus ook vervangingsinkomen) ontvangen had,
- als de periode waarin men 12 maanden effectief gewerkt had.
Het Hof van Cassatie volgde deze laatste stelling in een arrest van maart 2013.
Thans wordt voorzien in een wettelijke verduidelijking: als referentiejaar geldt de periode waarin men 12 maanden belastbare beroepsinkomsten heeft ontvangen. De periode waarbinnen men vervangingsinkomsten ten gevolge van bijvoorbeeld werkloosheid of ziekte heeft ontvangen, worden aldus ook in aanmerking genomen voor de berekening van het referentiejaar.
De verduidelijking is van toepassing met ingang van het aanslagjaar 2019.
Bron:
Wet van 7 april 2019 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wat de afzonderlijke aanslag betreft, BS 3 mei 2019, 43054.
Dit bericht delen: