Onderbrekingsuitkering bij tijdskrediet mogelijk op grond van uitgebreide definitie van gehandicapt kind
De uitgebreide definitie van “gehandicapt kind”, zoals deze al bestond voor het recht op tijdskrediet, geldt thans ook voor het recht op uitkering wegens tijdskrediet.
Recht op onderbreking
Sinds 1 april 2018 bestaat een uitgebreidere definitie van “gehandicapt kind” voor wat betreft het recht op onderbreking bij de werkgever van een werknemer met een gehandicapt kind.
Elke werknemer kan sindsdien ook tijdskrediet opnemen indien het kind een aandoening heeft van minstens 9 punten in alle 3 de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving met betrekking tot de kinderbijslag. Elke werknemer kan dat tijdskrediet opnemen voor diens gehandicapt kind tot de leeftijd van 21 jaar.
De 3 pijlers van de medisch-sociale schaal hebben betrekking op:
- de ongeschiktheid van het kind (pijler 1);
- de gevolgen van de aandoening op de sociale integratie van het kind (pijler 2);
- de gevolgen van de aandoening op het gezin van het kind (pijler 3).
De vroegere definitie had enkel betrekking op pijler 1.
Recht op uitkering
Gezien de regeling van het recht op uitkering evenwel nog niet was aangepast, kon de uitkering niet aangevraagd worden op basis van de uitgebreide definitie.
Thans werd de definitie ook uitgebreid voor het recht op uitkering. Voortaan kunnen werknemers dan ook een uitkering bij tijdskrediet voor de zorg van een gehandicapt kind aanvragen, rekening houdend met pijler 2 en 3 van de medisch-sociale schaal.
De wijziging treedt retroactief in werking op 1 mei 2019.
Bron:
Koninklijk besluit van 22 april 2019 tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking , BS 6 mei 2019, 43467.
Dit bericht delen: