Netto-overuren in de horeca tellen mee voor studentencontingent
In de Kamercommissie voor de Sociale Zaken werd de bevoegde minister bevraagd omtrent de aanrekening van de netto-overuren op het studentencontingent.
Enerzijds kunnen studenten voor een contingent van 475 arbeidsuren per jaar tewerkgesteld worden aan verminderde RSZ-bijdragen (5,42 % ten laste van de werkgever en 2,71 % ten laste van de werknemer).
Anderzijds kunnen ook studenten toepassing maken van de netto-overuren in de horeca, waarbij een vrijstelling inzake sociale zekerheid, fiscaliteit en overloon geldt voor een maximum van 360 uren per werknemer per jaar.
Het standpunt van de minister is dat het contingent van 475 uren het totale contingent is waarbinnen de student kan werken. Indien door toepassing van de regeling inzake de netto-overuren in de horeca geen solidariteitsbijdrage op deze uren verschuldigd is, moeten deze uren wel degelijk meegeteld worden voor het contingent van 475 uren.
Met andere woorden, of een student in de horeca werkt of elders, het contingent bedraagt 475 uren.
De minister pleegt hierover nog overleg met haar collega minister van Werk, Economie en Consumenten, alsmede met de RSZ.
In afwachting van publicatie van een definitief (gezamenlijk) standpunt raden wij de werkgevers aan om het studentencontingent van 475 uren niet te overschrijden. Voor studenten in de horeca betekent dit dat de eventuele netto-overuren van het contigent worden afgetrokken.
Bron:
- Integraal verslag - Commissievergaderingen - Kamercommissie Sociale Zaken, zittingsperiode 54, Integraal verslag 1060, www.dekamer.be
Dit bericht delen: