NAR buigt zich over afwijkende berekeningswijze responsabiliseringsbijdrage voor werkgevers inzake invaliditeit
Situering responsabiliseringsbijdrage voor werkgevers inzake invaliditeit
Met de programmawet van 27 december 2021 werd de responsabiliseringsbijdrage voor de werkgevers met een bovenmaatse instroom van werknemers in invaliditeit ingevoerd.
Ondernemingen met gemiddeld minstens 50 werknemers die een bovenmaatse instroom in invaliditeit hebben, zijn onder bepaalde voorwaarden een trimestriële responsabiliseringsbijdrage van 0,625% van de lonen van kwartaal Q-1 (kwartaal voorafgaand aan het berekeningskwartaal) verschuldigd.
Werkgevers van de beschutte werkplaatsen en de maatwerkbedrijven behorende tot het paritair comité voor de beschutte werkplaatsen, de sociale werkplaatsen en de maatwerkbedrijven (werkgeverscategorieën 073, 176, 273, 373, 473, 573 en 673) zijn uitgesloten uit het toepassingsgebied van deze maatregel.
Leest u graag het volledig plaatje? Klik dan even hier.
De bijdrage werd voor de eerste maal in 2023 via een debetbericht geïnd.
Hierbij bleek dat de berekeningswijze van de responsabiliseringsbijdrage voor werkgevers met hoofdactiviteit in de uitzendsector tot vertekende resultaten leidt wanneer zij binnen eenzelfde entiteit ook dienstencheque-activiteiten verrichten.
Deze vertekening zou onder meer voortvloeien uit de anciënniteitsvereiste van 3 jaar. Zo voldoen in de uitzendsector relatief weinig werknemers hieraan. Daarnaast hebben werknemers in de dienstenchequesector verhoudingsgewijs een hogere instroom in invaliditeit in vergelijking met uitzendkrachten en werknemers in andere sectoren.
Adviesvraag NAR
Recent werd de NAR om advies gevraagd omtrent ontwerpwetgeving die voorziet in een gewijzigde berekeningswijze van de responsabiliseringsbijdrage inzake invaliditeit verschuldigd door bepaalde werkgevers die als hoofdactiviteit ‘activiteiten als uitzendbureau’ hebben (NACE-code 7820) en die binnen dezelfde entiteit dienstencheque-activiteiten verrichten.
Ontwerpwetgeving voorziet dat de responsabiliseringsbijdrage in dergelijke situaties uit twee delen bestaat.
Hierbij wordt het eerste deel berekend op basis van de prestaties inzake dienstencheques. Dit wordt berekend op basis van de verhouding van gevallen van instroom in invaliditeit in de ondernemingen met als hoofdactiviteit ‘algemene reiniging van gebouwen’.
Het tweede deel wordt berekend op basis van alle andere prestaties. Hierbij worden de algemene regels gehanteerd.
De Raad benadrukt dat hij zich steeds negatief heeft uitgesproken over de responsabilisering van werknemers en werkgevers in het kader van vrijwillige terugkeer naar werk van personen met gezondheidsproblemen.
Daarnaast onderstreept de Raad dat de maatregel op zeer korte termijn moet geëvalueerd worden. Hierbij moeten de gegevens van de RSZ in rekening genomen worden en moet er nagegaan worden of de maatregel een impact heeft op het aantal personen dat instroomt in invaliditeit en op het aantal langdurig zieken dat opnieuw aan het werk gaat.
Deze analyse moet per sector gemaakt worden.
Ten slotte vraagt de Raad zich af of andere sectoren mogelijk niet met hetzelfde probleem kampen. Denk bijvoorbeeld aan ondernemingen die meerdere activiteiten verrichten, waarvan sommige tot een hogere instroom in invaliditeit leiden.
De leden die de werkgeversorganisaties vertegenwoordigen, bevestigen dat de huidige berekeningswijze in deze specifieke situatie tot ongewenste resultaten leidt. Daarnaast benadrukken ze het gebrek aan transparantie in de berekeningswijze alsook de onduidelijkheid van de communicatie naar de betrokken ondernemingen over de responsabiliseringsbijdrage.
Ze stemmen in met de voorgestelde afwijkende berekeningswijze, maar benadrukken de noodzaak om de bestaande maatregel dringend te evalueren.
De leden die de werknemersorganisaties vertegenwoordigen, benadrukken dat een uitzondering en een afwijking van de berekeningswijze voor een beperkt aantal ondernemingen een ongewenst precedent kan vormen.
Daarnaast beklemtonen ze dat de afwijkende berekeningswijze gevraagd wordt voor werknemers die het grootste risico lopen op invaliditeit. Momenteel vinden diverse besprekingen in de schoonmaaksector plaats m.b.t. de kwaliteit van het werk en het toezicht op de gezondheid van de werknemers.
Ten slotte is een advies pas mogelijk indien de evaluatie van de maatregel en de besprekingen hebben plaatsgevonden.
Bron:
- Advies nr. 2.381 van 26 september 2023 ‘Proces van de vrijwillige terugkeer naar werk van personen met een gezondheidsprobleem – Responsabiliseringsbijdrage voor werkgevers inzake invaliditeit – Berekeningswijze voor de uitzendsector’.
Dit bericht delen: