Loopbaansparen in werking vanaf 1 februari 2018
Op 1 februari 2018 treedt het systeem van loopbaansparen zoals voorzien in de wet werkbaar en wendbaar werk in werking.
Loopbaansparen biedt de mogelijkheid voor werknemers om “tijd” te sparen. De werknemer kan uren/dagen sparen op een loopbaanspaarrekening. Deze kunnen dan later door de werknemer worden opgenomen onder de vorm van verlofdagen. De werknemer krijgt de mogelijkheid om zelf te kiezen wanneer hij wat meer of minder werkt.
De werknemer kan niet alle tijdsperiodes opsparen. Hij kan alleen volgende tijdsperiodes opsparen:
- De 100 vrijwillige overuren;
- Het krediet van 12 uren dat kan worden overgedragen in het kader van de glijdende uren;
- De conventionele verlofdagen voorzien op sector- of ondernemingsvlak, indien de opname van de verlofdagen vrij te kiezen is door de werknemer;
- De overuren gepresteerd in het kader van een buitengewone vermeerdering van werk of een onvoorziene noodzaak die uitbetaald kunnen worden in plaats van ingehaald.
De wettelijke jaarlijkse vakantiedagen en de conventionele verlofdagen die vastliggen, komen dus niet in aanmerking voor het systeem van loopbaansparen.
Via koninklijk besluit is het mogelijk om te voorzien om ook “geld” op dergelijke spaarrekening te zetten. Dit geld zou dan kunnen worden omgezet in verlof. Dergelijk koninklijk besluit bestaat echter nog niet op heden.
De sociale partners hadden tot 31 januari 2018 de tijd om een collectieve arbeidsovereenkomst over loopbaansparen te sluiten. Aangezien dergelijke overeenkomst niet werd afgesloten, treedt het stelsel voorzien door de wet Peeters op 1 februari 2018 in werking.
In eerste instantie zijn de sectoren aan de beurt: zij dienen een sectorale cao te voorzien. Indien dit niet gebeurt, kan dergelijke spaarrekening worden ingevoerd via een ondernemingscao. Dit kan echter niet zomaar gebeuren. De onderneming dient hiervoor de vraag tot invoering aanhangig te maken bij de voorzitter van het paritair comité waartoe ze behoren. De sector beschikt dan over een termijn van zes maanden om hierover een cao te sluiten. Indien de sector niets onderneemt in verband met loopbaansparen binnen de termijn van zes maanden, dan kan de onderneming dit zelf invoeren.
In de sector- of ondernemingscao dienen volgende zaken te worden vermeld:
- Welke tijdsperiodes gespaard kunnen worden;
- Binnen welke periode de werknemer dit kan opsparen;
- De wijze van opname van deze dagen door de werknemer;
- De waardering van het spaartegoed: bij opname van de opgespaarde tijd moet bepaald worden op welk loon de werknemer aanspraak kan maken;
- Het beheer en de garanties voor de werknemer: het spaartegoed kan beheerd worden door de werkgever, door een externe instelling of door het fonds voor bestaanszekerheid van de betrokken sector;
- Wat er moet gebeuren wanneer de onderneming in vereffening gaat.
Wanneer een einde komt aan de arbeidsovereenkomst heeft de werknemer recht op uitbetaling van zijn opgespaarde tijd. Sociale partners kunnen in hun sectorale cao echter ook voorzien dat het spaartegoed overdraagbaar is tussen verschillende werkgevers binnen de sector.
Tenslotte herinneren we u eraan dat dergelijk systeem berust op de vrije keuze van de werknemer: een werknemer kan niet verplicht worden om deel te nemen aan het systeem.
Bron:
- Wet 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk, BS 15 maart 2017, 35718.
Dit bericht delen: