Gedeeltelijke vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing werken in onroerende staat
Er is eindelijk duidelijkheid omtrent de in 2018 ingevoerde fiscale gunstmaatregel voor werkgevers die werknemers tewerkstellen in ploegen die werken in onroerende staat op locatie uitvoeren.
De laatste onduidelijkheden werden in de Wet van 28 april 2019 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van artikel 1, §1ter van de wet van 5 april 1955 weggewerkt.
Hieronder brengen we de belangrijkste spelregels in kaart:
Voorwaarden om te genieten van de gedeeltelijke vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing voor werken in onroerende staat
Om in aanmerking te komen voor deze fiscale gunstmaatregel, moeten de volgende voorwaarden voldaan zijn:
- De werken worden verricht in één of meerdere ploegen van minstens 2 personen, met uitsluiting van studenten verbonden met een studentenovereenkomst en leerlingen in alternerende opleiding, die hetzelfde of complementair werk doen zowel qua inhoud als qua omvang;
- Het gaat om werken in onroerende staat, zoals die omschreven worden in artikel 20, tweede paragraaf van het KB nr. 1 van 29 december 1992 m.b.t. BTW;
- De werken worden verricht op locatie;
- Een bruto-uurloon ten bedrage van minstens 13,75 EUR (niet-geïndexeerd)/ 13,99 EUR (2019), voor de inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage, wordt toegekend aan de betrokken werknemers in ploeg. Dit minimaal uurloon geldt niet voor studenten verbonden met een studentenovereenkomst en leerlingen in alternerende opleiding;
- De werknemers moeten minstens 1/3de van hun arbeidstijd in een bepaalde maand gewerkt hebben in een ploeg waarvan bovenvermelde voorwaarden vervuld zijn.
Grootte van vrijstelling?
De gedeeltelijke vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing voor werken in onroerende staat bedraagt in 2019, 6 %.
Bron:
Wet van 28 april 2019 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van artikel 1, §1ter van de wet van 5 april 1955, BS 6 mei 2019, 43455.
Dit bericht delen: