Bijkomende maatregelen voorzien in kader van het mobiliteitsbudget
In onze eerdere Nieuwsflash kon u reeds lezen dat het mobiliteitsbudget wellicht op 1 maart 2019 definitief in werking zal treden.
Op de ministerraad van 8 februari 2019 werd op voorstel van minister van Werk Kris Peeters en minister van Sociale Zaken Maggie De Block een bijkomend ontwerp van koninklijk besluit goedgekeurd dat voor enkele reglementaire aanpassingen zorgt, die de correcte toepassing van het mobiliteitsbudget moeten verzekeren.
Het wetsontwerp over de invoering van een mobiliteitsbudget regelt dat werknemers een mobiliteitsbudget kunnen ontvangen in ruil voor hun bedrijfswagen. In principe is dit mobiliteitsbudget niet combineerbaar met vergoedingen of voordelen voor woon-werkverplaatsingen.
Soms gebeurt het echter dat de werkgever blijft tussenkomen in de kosten van het woon-werkverkeer voor een werknemer die een mobiliteitsbudget geniet. Het ontwerp zorgt er nu voor dat die vergoedingen als ‘normaal loon’ worden aanschouwd, dat met andere woorden volledig onderworpen is aan socialezekerheidsbijdragen en personenbelasting.
Een uitzondering geldt echter voor werknemers die voorheen beschikten over een bedrijfswagen en daarbovenop een vergoeding ontvingen voor woon-werkverkeer, en dit minstens drie maanden lang voor de aanvraag van de mobiliteitsvergoeding.
Het ontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.
Bron:
- Persbericht ministerraad 8 februari 2019.
- Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van artikel 19, §2, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (mobiliteitsbudget)
Dit bericht delen: